'Doen waar je goed in bent !'

 

Veel onderzoek is gedaan naar de voordelen van een grote stad of een groot stedelijk gebied. Daar wordt de term agglomeratievoordeel aan toe gekend. Er bestaan ook agglomeratienadelen. In een interview van Wim Dekkers met prof Frank van Oort wordt hier bij uitgebreid stil gestaan. Hieronder is een gedeelte van dit interview weergegeven.

 

Agglomeratievoordelen /Agglomeratienadelen (passage uit interview Wim Dekkers met de prof Frank van Oort ( van Oort is hoogleraar Urban and regional economics aan de Erasmus Universiteit. Hij is dus bij uitstek een man die moet je spreken als je geïnteresseerd bent in de Triomf van de stad. Hij weet waarom veel steden een periode van bloei doormaken. Hij weet waarom hoogopgeleide mensen in steden willen wonen en bedrijven zich bij hen in de buurt willen vestigen. Maar hij weet ook dat die grote bloei niet voor alle steden geldt. Waarom trekt de economie in Amsterdam en Utrecht bijvoorbeeld wel heel erg aan? En waarom trekken mensen én bedrijven weg uit Emmen en uit Enschede?))

 

De theorie gaat er immers vanuit dat het proces van matching, sharing en learning ertoe leidt dat een stad steeds aantrekkelijker wordt. Namelijk, doordat er zich steeds meer mensen en bedrijven vestigen. Zo komt een vliegwiel in beweging. Maar Leiden was een florerende stad in de Gouden Eeuw en was een paar eeuwen later zo verarmd, dat delen van de stad werden gesloopt. Maar volgens Van Oort is dat logisch. Als zich technologieën aandienen, heb je vaak andere skills, andere vaardigheden nodig. En het is maar de vraag of de stad die onder de oude technologie nog floreerde, ook over die nieuwe vaardigheden beschikt. Bovendien stopt het vliegwiel van de stedelijke economie als de markt verzadigd is. Als je textiel maakt, en de markt wil geen textiel meer, of het wordt elders heel veel goedkoper gemaakt, dan gaat de textiel weg. Kijk eens naar de auto industrie in Detroit, die was de grootste ooit. Maar als ze elders innovatiever zijn, dan kan je die voorsprong zo kwijt zijn. En kan het vliegwiel heel snel tot stilstand komen. Dus dat vliegwiel van de zich versterkende agglomeratievoordelen blijft niet altijd draaien. Zeker niet als je te eenzijdig bent gespecialiseerd. Van Oort: Je moet een breed portfolio hebben. Je moet bedrijven hebben die groeien, waar je de werkgelegenheid uit haalt en je hebt dingen nodig die nog heel klein zijn, maar die in de toekomst gaan groeien. En natuurlijk, sommige steden zijn bijna door hun historie onverslaanbaar. Denk aan London. Dat blijft door zijn padafhankelijkheid altijd aantrekkelijk voor nieuwe ontwikkelingen.

Afstand doet ertoe

Oké, ik geloof Van Oort zijn vliegwiel-theorie. Omdat steden aantrekkelijk zijn, trekken ze steeds weer mensen en bedrijven aan en daardoor worden ze nog aantrekkelijker voor nog meer mensen en bedrijven. Nu hebben veel Nederlandse steden (en veel steden elders) in de tweede helft van de vorige eeuw een terugslag gehad. Door de industrieën vervuilden en verpauperden de steden en trokken veel mensen naar buiten. In de kenniseconomie is de trek naar de stad weer enorm toegenomen. Dat zeggen we. Maar je zou ook kunnen zeggen dat de agglomeratienadelen enorm zijn afgenomen. De vervuiling is sterk teruggedrongen, de industrie heeft zich naar elders verplaatst en de gasfabrieken zijn overal gesloopt. Wat is het nu? Iedereen beweert dat de steden juist door de kenniseconomie zijn gaan bloeien en groeien, terwijl je ook kan zeggen dat de steden weer veel aantrekkelijker zijn geworden omdat de nadelen van vijftig jaar geleden gaandeweg zijn verdwenen.

Van Oort onderkent dat veel agglomeratienadelen zijn verdwenen. Maar hij weet ook dat in de kenniseconomie de agglomeratievoordelen van steden nog veel sterker zijn gaan meespelen. Kennis heeft altijd een rol gespeeld in de economie. Maar nu hebben we veel meer toegang tot allerlei vormen van kennis door ICT. Je zou kunnen zeggen dat je overal toegang tot kennis hebt. Dat de wereld zelfs flat zou kunnen worden. Toch is de trek naar de steden overal toegenomen. Dus die kenniseconomie heeft zelfde drivers als de oude economie. In die kenniseconomie zijn face-to-face contacten bovendien heel belangrijk. Het gaat over overleg, het gaat om vertrouwensrelaties die je in direct contact opbouwt. Vooral in de steden heb je veel meer kans op interactie. Daar vind je de plekken waar je veel meer kan leren. In dat opzicht is het belang van face-to-face contacten een aanvulling op de theorie van Marshall. Toch wordt het belang van die face-to-face contacten ook wel eens overdreven. Het gaat in de kenniseconomie niet alleen daarom, zoals Glaeser wel eens lijkt te suggereren. Het gaat ook over transportkosten.

Massa lenen bij de buren

Nederlandse steden hebben inderdaad vaak weinig massa in vergelijking met de buitenlandse concurrenten. In de wereld van bestuurders wordt veel gesproken over ‘borrowed size’. Zou het helpen om van elkaar te profiteren? Om als het ware massa bij de ander te lenen. Van Oort is daarover helder. Het zijn niet de bestuurders die steden bij elkaar op kunnen tellen, maar het is de markt die zelf sorteert. Daarvoor moeten steden onderling goed bereikbaar zijn. Als je één arbeidsmarkt bent, kan je uitwisselen. Maar er moet ook iets zijn om uit te wisselen. Het probleem in Nederland is dat elke stad zich in alles specialiseert. En dan valt er niet veel uit te wisselen. Ja, als er geen agglomeratievoordelen zijn, is er ook geen borrowed size.

Ik breng in dat we ondanks ons gebrek aan massa toch een heel rijk land zijn. Hoe kan dat dan, als onze pieken in de kenniseconomie internationaal maar kleine heuveltjes zijn. Het gesprek krijgt hier bijna een komische wending. Van Oort: Ja, we doen veel handel. In Europa zijn we een smeermiddel tussen allerlei sectoren. Ja, we hebben Born, maar vlak over de grens heb je 40 van dat soort autofabrieken. Ik interrumpeer weer: en toch doen we het economisch enorm goed in Nederland. Hoe kan dat? Van Oort: Ja, we zitten vooral in de handel. En in de dienstverlening. Daar heb je relatief minder massa voor nodig om winsten te halen. In dat licht is het goede vraag waarom we ons zo druk maken over die campussen. Ja, we willen ook innoveren. Alleen Eindhoven is daar echt goed in. Heel veel patenten. Ja, we verzinnen 11 topsectoren, waarvan je je moet afvragen of dat nou onze top is. Van Oort denkt dat we terug moeten naar wat we het beste kunnen. Handel en zakelijke dienstverlening. High tech systems and materials doen ze in Duitsland honderd maal beter. Lifesciences gaat in Oxford en Cambridge heel veel beter dan hier. Ja, daar heb je wel een punt. Zakelijke diensten is niet eens een topsector in Den Haag! Transport wel, maar handel niet.

 

Bovenstaand interview heeft plaats gevonden voor de situatie door Covid. Met Covid hebben de digitale opties zich pas voor het eerst echt ontvouwd (er was geen andere keuze; we hebben ontdekt dat een hele hoop zaken digitaal goed op te pakken zijn en uit te voeren. Veel bedrijven hebben reeds uitgesproken dat zij dit in hun bedrijfssystemen gaan internaliseren, het wordt onderdeel van. Gedeelten van hun bedrijfs- of kantoorpanden hebben ze niet meer nodig). Nu die digitale mogelijkheden pas echt ontdekt zijn, gaat dit een reeks van ondersteunende opties opleveren die de digitale contacten nog meer mogelijkheden gaan verstrekken om tot nog betere resultaten te komen op grond van digitale contacten. De wereld was nog nooit zo klein. Afstanden spelen een minder belangrijke rol en de kansen om in processen deel te nemen zijn nog nooit zo groot geweest. Veel Europese organisaties hebben ontdekt dat de participatie vanuit een hoop EU lidstaten nu een stuk makkelijker is. Het gaat over connectiviteit en ondersteunende techniek die zorgen voor probleemloze uitwisseling van kennis en het leggen van contacten bevordert.

Duits onderzoek heeft laten zien dat 2 steden zich economisch kunnen versterken door een snelle OV koppeling (ICE) (afstand verkleind door snelle OV, het gaat in feite over de tijd van het transport (zie ook figuur onder aan dit artikel wat er onder staat (met dank aan Trouw)) wat de bereidheid weergeeft om te reizen voor werk en voorzieningen (Nld onderzoek).). We komen dan in feite tot een polycentrische benadering als bouwsteen van ontwikkeling.

 

Uit het interview met Prof van Oort komt nog iets anders naar voren : ‘Maar als ze elders innovatiever zijn, dan kan je die voorsprong zo kwijt zijn.’    

Innovatie was altijd een sterk punt in Nederland. Die innovatie is gedeeltelijk dood komen te vallen als we kijken naar onderdelen van de landbouw doordat de overheid zelf te druk was met andere zaken en het bedrijfsleven onvoldoende passende en gewenste ruimte geboden werd om dit te organiseren. Dit kwam o.a. door de herinrichting van innovatie wat het tot een modderpad met veel valkuien had gemaakt. Ook zijn interketen systemen afgebroken, zoals de productschappen, waardoor efficiënte onderzoekstrajecten die tot snelle resultaten zouden kunnen leiden (vanuit dit gremium is veel tot stand gekomen) niet meer tot stand kwamen. Gelukkig geeft de overheid weer de mogelijkheden aan ketens om efficiënt problemen op te lossen, maar we beginnen weer op nul. Er is een achterstand opgelopen die moet worden ingehaald. Gevolg is dat we nu in een probleemsituatie zitten. Dat stikstof probleem had allang opgelost kunnen zijn, maar dan moet je er wel de mogelijkheden voor creëren en ruimte geven aan de juiste partijen.

Een ander punt uit het interview met Van Oort :‘Van Oort denkt dat we terug moeten naar wat we het beste kunnen. Handel en zakelijke dienstverlening.’ Vervolgens wordt in Nederland onze landbouwsector en agrohandel op de nominatie gezet om afgebroken te worden.

In onderstaand artikel van de ABN-AMRO komt naar voren dat 'Nederlandse boeren laagste milieu-impact ter wereld hebben'[1]. Met andere woorden Nederland is in de wereld de kraamkamer van de beste technieken in de landbouw voor het milieu. Als we willen dat de impact van de landbouw wereldwijd op het klimaat zo snel mogelijk verlaagd wordt, dan hebben we er belang bij om die techniek in Nederland nog verder te optimaliseren (dat kan alleen door haar niet af te breken) en de kennis wereldwijd toe te passen.

Onderaan het ABN-AMRO artikel wordt afgesloten met de volgende passage : Naar Europese begrippen is de Nederlandse intensieve landbouw immens. Het is de grootste ruimtegebruiker op het platteland en zorgt onder meer voor de hoogste stikstof- en fosfaatoverschotten in de EU.’

Zonder deze concentratie was dit nooit de kraamkamer van de efficiëntste landbouw geworden. Er wordt hard gewerkt aan de optimalisatie van de verwerking van de stikstof en fosfaatoverschotten. Ondertussen hebben de wetenschappers weer ontdekt waarom de mensen vroeger dieren zijn gaan houden : behalve de dierlijke producten voor de mest. De mest was nodig om de gewassen te verbouwen. Dankzij de dierlijke producten en de gewassen van de mest, was stedelijke ontwikkeling mogelijk, waardoor de ontwikkeling van de mens een vlucht heeft gekregen. Net zoals de natuur allerlei kringlopen kent, is het dier een onderdeel geworden van kringloop waar de mens onderdeel van uitmaakt. Dierlijke producten zorgen voor een optimale invulling van de behoefte aan aminozuren, mineralen en andere noodzakelijke nutriënten. Waar iedereen aan voorbij gaat is dat zonder vlees de mens niet die hersenontwikkeling had kunnen doormaken die nu heeft plaats gevonden en zonder dat was de mens niet geworden tot wat hij nu is.

  • Mensen werden waarschijnlijk slimmer omdat ze miljoenen jaren geleden hun vlees begonnen te snijden. 

Het eten van gesneden vlees zorgde ervoor dat primitieve mensensoorten minder kauwbewegingen hoefden te maken. Daardoor ontwikkelden ze kleinere tanden en kaken. In hun schedel kwam zo ruimte vrij voor grotere hersenen en spieren die nodig waren voor spraak.

Dat melden onderzoekers van de Universiteit van Harvard in het wetenschappelijk tijdschrift Nature

Nog even terug naar de kringloop van de mens waar het dier onderdeel vanuit maakt. In het art. over milieu impact komt die circulaire ondersteuning van het dier expliciet naar voren : Nederland scoort bijvoorbeeld hoog met het tegengaan van voedselverspilling. Zo worden veel restproducten uit de voedselindustrie gebruikt om vee te voeren.).

In dat art. van de ABN-AMRO wordt onder andere ook een passage geweid aan stikstof en fosfaat. Als we naar bijgaand artikel kijken, dan is Nederland daarmee een zeer rijk land en is het verstandig om daar ook slim mee om te gaan zodat dit optimaal ingezet kan worden voor de voedselproductie. Organische stof uit de mest is het zwarte goud van de bodem[2]. De voetnoot geeft de link naar het artikel. In dit artikel staat een heel belangrijke passage :

Bodemgewicht verlagen

Een belangrijke fysische functie is het verlagen van het totale gewicht van de bodeminhoud. Organische stof heeft een laag soortelijk gewicht (ongeveer 400 kilo per kubieke meter), lager dan de minerale bodemdelen als klei en zand (ongeveer 1.600-2.000 kilo per kubieke meter). Het lagere gewicht van de bodeminhoud zorgt voor een betere bodemstructuur, door een betere porositeit en daarmee samenhangend een beter waterbergend vermogen. Organische stof speelt een belangrijke rol in de vochthuishouding. Het kan tot 20 keer zijn eigen gewicht aan water opnemen. De biologische, chemische en fysische functie van organische stof beïnvloeden elkaar onderling. Zo is de aanvoer van zuurstof voor bodemorganismen (biologische functie) afhankelijk van de bodemstructuur en het vochtgehalte (fysische functie).

 

Organische stof kan tot 20 keer zijn eigen gewicht aan water opnemen. Dit wordt nog een keer onderstreept in de wetenschap dat water één van de schaarse elementen wordt. Dus het is van belang dat de bodem water vast kan houden en de organische stof van mest is dus heel belangrijk nu, in de nabije toekomst en daarna. Zetten we daarnaast nog een keer dat de veehouderijen (in de wereld) een zo’n laag mogelijke klimaatimpact hebben. Dan wordt nog een keer duidelijk welke belangrijke voorbeeldrol de Nederlandse landbouw voor de wereld kan betekenen, althans als de landbouwsector daarvoor de kans krijgt.

 

Steden / kennis / clustering

(hieronder nog weer even een passage uit het interview van Wim Dekkers en Van Oort)

 

Toch is de trek naar de steden overal toegenomen. Dus die kenniseconomie heeft zelfde drivers als de oude economie. In die kenniseconomie zijn face-to-face contacten bovendien heel belangrijk. Het gaat over overleg, het gaat om vertrouwensrelaties die je in direct contact opbouwt. Vooral in de steden heb je veel meer kans op interactie. Daar vind je de plekken waar je veel meer kan leren. In dat opzicht is het belang van face-to-face contacten een aanvulling op de theorie van Marshall. Toch wordt het belang van die face-to-face contacten ook wel eens overdreven. Het gaat in de kenniseconomie niet alleen daarom, zoals Glaeser wel eens lijkt te suggereren. Het gaat ook over transportkosten.

Steden zijn verzamelplaatsen van kennis. Verder zijn ze een omgeving die jongeren aantrekt (er gebeurt veel ; op het platteland in de dorpen is niet zo veel te beleven). Het is ook beschreven dat je in Nederland een swing-in en swing-out zag. Jongeren er in en iets ouder (getrouwd naar de rand, aan de voet van de steden). In veel steden is ook sprake van opeten van de dorpen die er om heen liggen. De stad rolt er overheen.

In de hele wereld zien we een trek naar steden (veel ook in de hoop om daar een beter leven op te kunnen bouwen ; geen perspectief van waar ze vandaan komen, honger, oorlog). Steden zijn voor velen als de aantrekkingskracht van Amerika. We gaan het daar maken. We zien het schrille contrast als we achter die façade kijken. Veel armoede. Ook in Nederland is het van belang dat we goed bij de les blijven en zorgen dat de jeugd een goede voor hen passende opleiding krijgen want kennis is macht. Kennis is wat bedrijven aantrekt. En uiteindelijk gaat het om de clustering van mensen rond een idee om dat idee vervolgens vorm te geven. In de beschrijving van de Analyse : ‘Kracht van de Grensregio’s’ (Kracht van het grensland – Rijksoverheid ; www.rijksoverheid.nl › kracht-van-het-grensland ) wordt eigenlijk beschreven waar iedereen naar op zoek is in het verklaren van het succes van de stad. De beschrijvingen van de ontwikkeling van al die bedrijven, die nu dan toevallig in de grensregio zitten, is in feite een beschrijven van een stukje micro cosmos wat in een stad gebeurt. Van Oort gaf hierboven aan : Je hebt dingen nodig die nog heel klein zijn, maar die in de toekomst gaan groeien.  In feite dus het steeds weer opbloeien van een idee wat in een cluster vorm krijgt, wat hieronder met de verschillende ideeën is weergegeven.  Na deze onderstaande voorbeelden is er ook nog een ander belangrijk punt waar hieronder op zal worden ingegaan, n.l. kritische massa.

Voorbeelden :

  • Bond-3D : Het bedrijf is begonnen in Zwolle en vervolgens uitgeweken naar Enschede vanwege de aanwezigheid van hoogwaardig technisch personeel vanuit de Universiteit Twente. De kennis en kunde van technisch geschoolde mensen uit deze regio is uitzonderlijk en op weinig andere plekken te vinden.
  • Van Raam : Het bedrijf heeft ca. 170 medewerkers die vooral uit de directe omgeving (gebied tussen Winterswijk en Arnhem) komen. Velen van hen werken al jarenlang voor Van Raam. De waarde van een vaste ploeg met werknemers kwam onder meer tot uiting bij de locatiekeuze voor de in 2019 geopende nieuwe fabriek, die bewust niet ver van de oude standplaats is gevestigd. Dit om zo eigen personeel te kunnen behouden. Naast goed werkgeverschap heeft dit ook te maken met een niet al te ruime markt van potentiële nieuwe werknemers in deze regio. Het is vaak zoeken naar geschikt personeel.
  • Energy Essentials : Een groot voordeel van de regio Maastricht is volgens Poort de aanwezigheid van gekwalificeerde en ‘honkvaste’ medewerkers. Met name toen Energy Essentials nog een kleine start-up was, had het als werkgever niet op gekund tegen de kapitaalkrachtige bedrijven die in de Randstad en Eindhoven concurreren om talentvolle afstudeerders. In universiteitssteden aan de randen van het land, zoals Groningen en Maastricht, is het personeel heel hoog gekwalificeerd én meer honkvast. Daar komt bij dat Limburg een heel mooie woonomgeving biedt; ook voor medewerkers uit de Randstad is is het heel aantrekkelijk om zich hier te vestigen en een gezin te starten.
  • 4 – Silence : Dat 4Silence is ontstaan in grensregio Twente is deels toeval: de Universiteit Twente is hier nou eenmaal gevestigd. Wel ziet De Vries dat het voordelen heeft om mee te kunnen profiteren van de economische ontwikkelingen in Duitsland. Bovendien is het verzorgingsgebied hier veel groter dan in het westen van Nederland. De Vries: “Als je uitgaat van een cirkel van ±200 kilometer bestaat voor Amsterdamse bedrijven een derde van het verzorgingsgebied uit water, bij ons is dat het Ruhrgebied.” Dat wordt nog eens vergemakkelijkt doordat de meeste mensen in de omgeving de Duitse taal goed machtig zijn. Hoewel de vestiging in Twente dus geen bewuste keuze was, bleek de regio wel een uitstekende voedingsbodem voor grensoverschrijdend succes. De bereikbaarheid van Twente vanuit de rest van Nederland is daarbij wel een aandachtspunt. De A1 blijkt regelmatig een kwetsbare verkeersader en er zijn geen alternatieve routes.

Kritische massa

In de politiek worden allerlei uitspraken gedaan over het uitkleden van de Nederlandse landbouwsector. In de hierboven staande verhalen wordt al gesproken over de cluster en de noodzaak daarvan voor het succes. Datzelfde speelt in de Nederlandse landbouw.  Als je die nu uitkleedt valt dan het ragfijne bouwwerk wat op alle niveaus een bijdrage levert niet uit elkaar ? Afnemers willen een zeker volume, zekerheid van het beschikbaar hebben van dat volume en stellen ook eisen ten aanzien van de kwaliteit.

 

'ABN Amro : Nederlandse boeren hebben laagste milieu-impact ter wereld'

ANP

De Nederlandse agrarische sector heeft relatief de laagste impact op het milieu van alle landen in de wereld. Dat zegt ABN Amro na onderzoek. Volgens de bank is per kilo landbouwproduct de gezamenlijke 'voetafdruk' van onder meer CO2, energie, pesticiden en antibiotica in Nederland het kleinst.

"Per hectare land produceren we hier meer dan andere landen", zegt Jan de Ruyter, sectorbankier Agrarisch bij ABN Amro. "Op Wageningen University zitten studenten uit allerlei landen die willen leren hoe wij dat hier doen."

Voedselverspilling

Nederland scoort bijvoorbeeld hoog met het tegengaan van voedselverspilling. Zo worden veel restproducten uit de voedselindustrie gebruikt om vee te voeren.

Verder wordt biomassa uit de landbouw gebruikt met als doel om minder CO2 uit te stoten. Ook worden plantresten gebruikt als grondstof voor bouwmateriaal, textiel, karton, chemicaliën en kunststof. En CO2 die vrijkomt bij Shell in Pernis gaat via buizen naar de kassen in het Westland, waar het gebruikt wordt voor de groei van planten.

Strenge regels

Onze 'voetafdruk' is volgens de Ruyter ook lager doordat de wet- en regelgeving hier strenger is dan in veel andere landen. Het gebruik van antibiotica in de veeteelt daalde tussen 2009 en 2016 met 64 procent, mede door beleid van de overheid.

In 2015 daalde het gebruik van pesticiden tot minder dan de helft van het niveau van de jaren tachtig. Om ziektes en insecten tegen te gaan gebruiken akker- en tuinbouwers steeds vaker biologische middelen en natuurlijke vijanden.

Hoewel de voetafdruk per geproduceerde kilo relatief laag is, is de impact van de sector overigens wel groot. Naar Europese begrippen is de Nederlandse intensieve landbouw immens. Het is de grootste ruimtegebruiker op het platteland en zorgt onder meer voor de hoogste stikstof- en fosfaatoverschotten in de EU.

 

[1] 'Nederlandse boeren hebben laagste milieu-impact ter wereld' | NOS ; https://nos.nl/artikel/2185922-nederlandse-boeren-hebben-laagste-milieu-impact-ter-wereld.html

[2] P.10-11.pdf (wur.nl); https://edepot.wur.nl/292030